Na het rondje aardgas, nu het rondje waterstof
Publicatie in Dagblad van het Noorden, 20 mei 2022
Groningen heeft een reputatie als bolwerk van kennis van gas. Met dank aan het Beproevingslaboratorium van Gasunie dat in 1968 naar de Martinistad kwam. Met het Noorse DNV als eigenaar verlegt het lab in een nieuw onderkomen de focus naar groene waterstof.
Bijna 55 jaar wordt in een onopvallend, sober gebouw aan de Energieweg in Groningen onderzoek gedaan naar de werking en toepassingen van aardgas. De resultaten van het vorsende werk van de onderzoekers zijn in onze huizen en bedrijven te vinden. Ze maakten het koken en stoken mogelijk en brachten met hun vindingen de Nederlandse industrie en tuinders verder. Ze losten milieuproblemen op en maakten Nederland energiezuiniger. ,,De maatschappelijke impact van het lab is heel groot geweest”, zegt Wim van Gemert, die er in de jaren 80 en 90 onder meer als hoofd werkte.
De werking van steenkool
Het kennisbolwerk kwam in 1968 naar Groningen als het Beproevingslaboratorium, de researchafdeling met 80 medewerkers van Gasunie. Het kwam uit het Limburgse Schinnen, waar het was begonnen als het centrum dat onder de vleugels van De Nederlandse Staatsmijnen, later DSM (Dutch State Mines), onderzoek verrichtte naar de werking van steenkool. Het lab verwisselde in de loop der jaren diverse keren van naam en eigenaar. Als vestiging van het Noorse onderzoeks- en classificatieconcern DNV maakt het zich nu op voor een verhuizing en een nieuw tijdperk, dat van de groene waterstof. Eind dit jaar krijgt het met een waterstoflaboratorium onderdak in het supermoderne bedrijfsverzamelgebouw Plus Ultra op de Zernike Campus.
Nieuwe agenda’s en thema’s
,,Na het rondje aardgas, komt nu het rondje waterstof”, zegt Johan Knijp over de nieuwe episode die voor de onderzoekers is aangebroken. Hij leidt de Groningse DNV-vestiging. ,,Nieuwe agenda’s en nieuwe thema’s”, vormen volgens hem de rode draad in de geschiedenis van het kenniscentrum. Zaterdag 21 mei is er een reünie voor oud-medewerkers. Over de rol en noodzaak van samenwerkingsverbanden die het waterstoftijdperk op gang moeten brengen, houdt DNV vrijdag 20 mei een symposium met drie organisaties die een link hebben naar het lab: Gasunie, GasTerra en de energieproeftuin EnTranCe.
Kennis en kunde
Wat blijft, zegt Knijp, is de diepgaande kennis. ,,Alle kennis en kunde over aardgas kunnen we nu inzetten voor waterstof. Het streven is ook om voor waterstof zo veel mogelijk de infrastructuur voor aardgas te gebruiken. Het heeft natuurlijk wel een aantal andere eigenschappen dan aardgas. We moeten kijken wat voor aanpassingen nodig zijn voor de pijpleidingen, kleppen, membranen, drukmeters en dat soort dingen.” Wim van Gemert maakte in 1987 zijn entree in het lab. Toen was in Nederland – in de jaren zestig – in tien jaar het gasnetwerk al aangelegd, compleet met de aansluitingen op de bedrijven en woningen. Het Beproevingslaboratorium ontwikkelde de branders voor de cv-ketels en fornuizen die werkten op het Groningse laagcalorische gas met zijn specifieke samenstelling. De industrie die zich later laafde aan het hoogcalorische, anders samengestelde gas uit de kleine velden en uit het buitenland, moest later van andersoortige branders worden voorzien die daarop werkten.
Hoogrendement-cv-ketel
Maatschappelijke en economische problemen die destijds veelvuldig de krantenkolommen haalden, werden aan de Groningse Energieweg opgelost. Van Gemert: ,,In de jaren zeventig kreeg je door de oliecrisis de energieschaarste. Daarom wilden we zuiniger met het gas omgaan. Toen is het lab aan de slag gegaan met de hoogrendement-cv-ketel.” Die techniek werd niet in beslotenheid ontwikkeld om er veel geld mee te verdienen. Alle fabrikanten van cv-ketels mochten meekijken bij het onderzoek. Open innovatie heet dat. Van Gemert weet dat de Gasunie-leiding wel eens mopperde over de kosten van het onderzoek. ,,Dan heb je het misschien over een paar ton per jaar. Maar het maatschappelijk rendement was enorm. Die ketels verstookten 20 procent minder gas. Dan praat je over in totaal 2 miljard kubieke meter per jaar.”
Internationale allure
Knijp: ,,Bovendien kregen we door de techniek een cv-ketelindustrie met internationale allure. Uiteindelijk hebben buitenlandse fabrikanten een aantal van die Nederlandse bedrijven opgekocht.” De samenwerking met de glastuinbouw leverde de economie een enorme boost op, weet Van Gemert. De introductie van warmtekrachtkoppeling drukte de stookkosten. Uit het verbrande gas werd de CO2 gewonnen die voor de bemesting van bijvoorbeeld tomaten nodig is. De innovaties leverden de sector ook besparingen op waarmee ze haar concurrenten in het buitenland op achterstand zette. ,,De glastuinders werden wereldwijd marktleider. Ze waren op een gegeven moment goed voor 15 procent van het bruto nationaal product.”
Zure regen
Tineke van der Meij, tegenwoordig als zelfstandig projectmanager en adviseur actief bij onder meer EnTranCe, werkte in de jaren 90 bij het lab aan onder meer een milieuprobleem dat onophoudelijk in het nieuws was: de zure regen die hele bossen verwoestte. Het kwam door de uitstoot bij de verbranding van gas van de zogeheten NOX’en (stikstofoxiden). Van der Meij: ,,Bij onderzoek bleek: hoe heter de vlam, hoe meer uitstoot van NOX’en. Dat speelde vooral in de industrie. Daarom hebben we gezocht naar een brander waarbij de temperatuur van de vlam lager bleef. Met de fabrikanten hebben we toen gewerkt aan branders met meer gaatjes en spleetjes. Bij het ene gas werkte het beter dan bij het andere. Maar we hebben er veel fabrikanten mee kunnen helpen.”
Fundamenteel onderzoek
Van der Meij zegt dat er ook ruimte was voor fundamenteel onderzoek. ,,Het is belangrijk dat je die ruimte krijgt. Al ver voor de hype, zo’n vijftien tot twintig jaar geleden, hebben we als Gasunie Research onderzoek gedaan naar waterstof. Met een consortium hebben we gekeken naar de verbrandings- en mengmogelijkheden. De partijen die er toen mee bezig waren, hebben daar nu profijt van.” Van Gemert is altijd een warm pleitbezorger gebleven van open innovatie zoals bij de ontwikkeling van de hr-ketel. Zonder stiekem gedoe voor één bedrijf of organisatie, maar voor het maatschappelijk nut. Hij geldt als de geestelijke vader van EnTranCe, waar bedrijven, onderzoekers en studenten gezamenlijk aan energie-innovaties werken.
De speurtocht
De speurtocht is nu vooral naar methodes om groene waterstof grootschalig en betaalbaar te produceren, en er een markt voor te ontwikkelen. Brede samenwerking zal ook nodig zijn om de energietransitie succesvol uit te rollen, zegt Knijp. Daar wacht hem als leidinggevende van een commercieel werkend onderzoeksinstituut een bijzondere uitdaging. Knijp: ,,Vroeger bij het Gasunie-lab zat je allemaal in hetzelfde bootje. Nu heb je met veel meer partijen te maken. Commerciële bedrijven zullen bij onderzoek ook moeten samenwerken in plaats van alleen concurreren. Maar hoe lang kun je gezamenlijk optrekken als elk zijn boterham moet verdienen? Het gaat om gunnen en vertrouwen. Dat is er gelukkig nog wel voldoende, hoewel alles zakelijker is geworden.”
Van beproevingslab naar DNV
Het researchcentrum van Gasunie werd in 1968 in Groningen geopend als het Beproevingslaboratorium. De naam veranderde in 1968 in Gasunie Research, later Gasunie Engineering & Technology. Het lab werd in 2009 overgenomen door het keuringsinstituut KEMA. Dat op zijn beurt in 2012 eigendom werd van het Noorse DNV. Na het symposium over de toekomst van onderzoekswerk op vrijdag is er vandaag (zaterdag 21 mei) een reünie voor alle (oud-)medewerkers van het laboratorium. Naast DNV kennen beide bijeenkomsten drie medeorganisatoren, voormalig eigenaar Gasunie, dat nog altijd nauwe samenwerkt met het lab, de van het gasbedrijf afgesplitste gashandelsonderneming GasTerra en EnTrance. De energieproeftuin kwam voort uit samenwerking tussen Gasunie, de Hanzehogeschool Groningen en de Rijksuniversiteit aan energie-innovaties onder leiding van Wim van Gemert.
20-05-2022 10:00:00